Gevoel van onveiligheid in de samenleving
In de afgelopen tijd lijken we steeds meer in de greep van stress en onveiligheid te raken. Overal om ons heen lijken angst en onzekerheid te groeien, en het lijkt erop dat we in een constante staat van paraatheid verkeren.
Het lijkt erop dat er voortdurend onveiligheid getriggerd wordt in de maatschappij, door media die angst aanwakkeren, door veiligheidsprotocollen en het fanatiek zoeken naar een schuldige als er een vreselijk ongeluk is gebeurd. Zoiets als alle narigheid zou verbannen moeten kunnen worden, dus hier moet iemand bloeden voor het feit dat er iets mis is gegaan.
De COVID-19 pandemie heeft deze gevoelens van onveiligheid aangewakkerd en ons ertoe gebracht om onze naasten als mogelijke gevaren te beschouwen. Plotseling werden vrienden en vreemden op straat potentiële bedreigingen en leek isolatie de enige veilige optie. Dit staat haaks op wat we nodig hebben: verbinding, steun en sociale interactie.
Vanuit de polyvagaaltheorie bekeken
Met de Polyvagaaltheorie, ontwikkeld door Dr. Stephen Porges, kunnen we deze dynamiek begrijpen. Deze theorie onderstreept het belang van ons sociale betrokkenheidssysteem, dat ons helpt kalmeren en de reacties van vechten of vluchten onderdrukt. Het idee is dat we door interactie met anderen een gevoel van veiligheid kunnen creëren. Anderen kunnen ons geruststellen en ons laten weten dat er geen directe dreiging is. Dit sociale betrokkenheidssysteem is een relatief nieuwe zenuwbaan die alleen zoogdieren kennen (in vakjargon: de ventrale parasympathische vagus). Wanneer we aangestuurd worden door dit systeem zijn we beter in staat tot denken en voelen en kan het systeem ontspannen, helen en opladen.
Echter, nu lijkt het erop dat we ons steeds verder verwijderen van deze kalmerende interacties. We communiceren meer en meer via schermen, egocentrisme en isolatie wordt beloond, het geeft ons een goed gevoel om te blijven staan terwijl anderen omvallen. Dit terwijl ons zenuwstelsel juist baat heeft bij de kalmerende invloed van anderen.
Het gevolg is dat ons zenuwstelsel minder kalmeert en we gemakkelijker in de mobilisatiemodus terechtkomen, waarin gevaar altijd op de loer ligt en we moeten vechten of vluchten om te kunnen overleven. Deze spanning zien we nu in de maatschappij terug in polarisatie, algeheel wantrouwen, en toenemend geweld tegen geüniformeerde beroepen.
Effect op straat
Mensen staan klaar om hun onvrede te uiten, via socials of op de barricades. De ME meldt dat ze voorheen het waterkanon richtten op hooligans, maar er nu doorsnee gezinnen voor hun neus staan.
Geweld tegen geüniformeerde beroepen is gedrag wat hoort bij een gemobiliseerde staat van zijn van de geweldpleger. Die heeft het idee dat hij actie moet ondernemen om te overleven in een onveilige wereld, en het uniform is zijn ‘vijand’.
Hoe nu verder?
Er ligt een moeilijke taak om een maatschappij te gaan creëren met meer compassie, sociaal contact en onderlinge betrokkenheid. Dat klinkt als een zweverige utopie in een andere wereld, maar dat is het allerminst. Het is vanuit neuro-biologisch oogpunt pure noodzaak om uit de modus van ‘overleven’ te komen.