Mijn man Bob onderzoekt al zo’n 15 jaar de gebeurtenissen tijdens de Slag om de Ardennen (dec ’44 – jan ’45). Het begon als een hobby, maar is toch wel uitgegroeid tot een passie waar hij zijn werk van heeft kunnen maken. Hij onderzoekt met name de ‘kleine verhalen’, wat er gebeurde met soldaat X of Y of diens peloton op die en die dag in dat en dat gebied. Dat doet hij nogal eens op vraag van Amerikaanse familieleden die willen weten wat er destijds met hun vader, echtgenoot of opa precies was gebeurd en waar hij allemaal was geweest gedurende The Battle of the Bulge.
En zo ontvangen wij regelmatig Amerikaanse families in onze herberg “Bo Temps” op zoek naar de footsteps van hun, veelal inmiddels overleden, familielid. En tijdens hun verblijf komen ook de verhalen los.
Over opa, die nooit wilde vertellen over wat er in de oorlog was gebeurd. Over vader, die soms zo’n kort lontje had en kwaad werd om niks. En over de echtgenoot, die soms wel een vreemde leek en er niet helemaal bij was. Het was blijkbaar niet altijd een even leuke man, hij had nukken en donkere stemmingen. En ondanks dat, of misschien wel juist daarom, wilde de familie nu wel eens weten wat er dan was gebeurd hier in de Ardennen, wat hem zo had gevormd.
Het is aan Bob om die verhalen te vertellen en de plekken te laten zien, en het is aan mij om het gedrag te verklaren (dat is dan, behalve mijn vak, ook mijn hobby, of misschien wel passie, net als bij Bob).
Wat mij steeds meer opvalt, is hoe ook de familie is beïnvloed door het gedrag van de veteraan. Zonder het zelf echt door te hebben gedraagt de zoon zich defensief als het gaat over het gedrag van pa. En niet alleen als we het hebben over het gedrag van pa, maar ook gewoon tijdens het verblijf.
De echtgenote is gewend geraakt aan situaties redden, pleasen en zichzelf op de tweede plek zetten. En de kleinkinderen zijn meestal gewoon onder de indruk van alles en kunnen spontaan iets roepen waarmee ze de vinger op de zere plek leggen.
En terwijl ik dan voor de buitenwereld de rol van gastvrouw met een gezellig praatje speel, ontvouwt zich onbewust en onbedoeld een familie-opstelling rond de, ongetwijfeld door de oorlog beschadigde, veteraan.
Oorlogstrauma’s en trauma’s in het algemeen hebben er een handje van om door te werken in volgende generaties. Daar is veel theorie over, maar zie ik dus ook in de praktijk. Als een ouder rondloopt met een trauma, beïnvloedt het gedrag wat daarbij hoort de kinderen, die op hun beurt weer hun kinderen ermee beïnvloeden. Naast het gedrag pikt het autonome zenuwstelsel van het kind ook de staat van het zenuwstelsel van de ouder op en als die van de ouder onveiligheid communiceert, zal die van het kind dat overnemen en zal het kind zich daar naar gaan gedragen (en leren dat onveiligheid de norm is).
Gelukkig is er nu meer aandacht dan 80 jaar geleden direct na de tweede wereldoorlog, voor de gevolgen en de behandelmogelijkheden van trauma en kan de keten doorbroken worden. Dat scheelt alweer een heleboel zenuwstelsels die gekalmeerd moeten worden.